BOB: BELASTING ONDEUGDELIJK BESTUUR

In de beginjaren ’80 van de vorige eeuw ging het Aruba erg voor de wind. De inkomsten uit het toerisme en de olieraffinaderij gaven de toenmalige MEP-regering veel vertrouwen voor de invoering van de Status Aparte. De devaluatie van de Bolivar maakte echter in één klap een eind aan het ongebreidelde koopgedrag van de Venezolaanse toeristen. Kort daarop maakte de olieraffinaderij LAGO bekend dat zij nog in 1985 haar poorten zou sluiten. Voor Aruba betekende dit de genadeklap. Duizenden werknemers verloren direct of indirect hun baan. De werkloosheid liep binnen een paar maanden op van praktisch nihil tot 30%. De overheid verloor bijna de helft van haar inkomsten en de economie kromp met 20%. Bij de intrede van de Status Aparte hadden vele Arubanen het eiland verlaten, op zoek naar werk. Vele anderen troffen serieuze voorbereidingen om hetzelfde te doen. Het IMF gaf aan dat de levensstandaard drastisch omlaag moest. Werknemers staakten massaal wegens de hoge extra (solidariteits)belasting van 8,2% die de MEP-regering had ingevoerd om de situatie het hoofd te bieden. De AVP maakte van de afschaffing van de solidariteitsbelasting een belangrijk speerpunt bij de verkiezingen van eind 1985. De belasting stierf daarna overigens een natuurlijke dood nadat de wettelijke termijn waarvoor hij was vastgesteld verstreken was…

Mede op aanraden van het IMF mikte de nieuwe coalitieregering (AVP c.s.) op verdere uitbreiding van de toeristenindustrie. Hierdoor zou binnen betrekkelijk korte tijd veel werkgelegenheid kunnen worden gecreëerd. De fiscale tegemoetkomingen, het verstrekken van garanties en de intensieve promotiecampagnes in het buitenland zorgden reeds binnen 4 jaar voor een overvloed aan investeringen in hotel- en timeshare-projecten. Deze omstandigheden leidden tot oververhitting van de economie: een groot tekort aan arbeidskrachten, schaarste aan woningen en een ontoereikende infrastructuur. Deze oververhitting nam nog ernstiger vormen aan toen in 1990 onder de nieuwe MEP-regering de Amerikaanse olieraffinaderij Coastal de oude LAGO-raffinaderij overnam. De kapitaalinjectie van ruim Af. 500 miljoen om de raffinaderij bedrijfsklaar te maken en de indienstneming van honderden werknemers zorgden voor een verdere toename van de economische bedrijvigheid. Samen met de successen van de nieuwe munteenheid, de eigen luchtvaartmaatschappij Air Aruba, de eliminatie van het monopolie van Curaçaose producten dat een verlaging teweeg bracht van het prijsniveau betekenden deze een belangrijke impuls voor het Arubaans zelfvertrouwen. Ook de politici deelden in dat gevoel van trots. Zij vonden dat vooral zij verantwoordelijk waren voor het succes. Zij meenden daarom dat zij recht hadden op een goede beloning voor hun inspanningen. In 1991 en 1997 introduceerden zij dan ook wetten waarmee zij hun salaris en rechtspositie naar eigen inzichten aanpasten. Daarbij verloren zij de realiteit volledig uit het oog.

In de daarop volgende decennia heersten de politici verder op dit misplaatste beeld. Zij regeerden volledig naar eigen inzicht en met voorbijgaan aan adviezen en waarschuwingen van eigen en internationale financieel-economische instanties. Controlerende instanties werden genegeerd en het parlement veronachtzaamde haar controlerende taak. Het beschikbare geld werd daarbij verdeeld onder trouwe partijgenoten en sponsors via baantjes, promoties en werkopdrachten voor wegen, gebouwen en diensten. En waar er geen geld (meer) beschikbaar was, werd op grote schaal geleend. Vooral de pensioenfondsen APFA en SVB moesten het ontgelden. In een relatief korte tijd tastte het beleid van de opeenvolgende regeringen, ondanks een goedlopende economie, de gezondheid van de Arubaanse financiën dusdanig aan dat in verschillende gelegenheden regeringen zich voor een nijpend geldtekort zagen geplaatst. Toch bleken deze momenten niet voldoende om de regeringen tot inkeer te brengen. Integendeel. Zodra er sprake was van enige financiële ademruimte werd ‘het (wan)beleid’ met nòg meer vastberadenheid voortgezet. Ook adviezen en waarschuwingen van de grootste partner in het koninkrijk werden in de wind geslagen met een verwijzing naar de autonomie. “Nos mes por!”

Dat dit te hoog gegrepen bleek voor onze politici is een ieder intussen meer dan duidelijk. De recente verdubbeling van een daarvoor reeds veel te hoog begrotingstekort en nationale schuld heeft Aruba in een situatie gemanoeuvreerd waarbij ingrijpende maatregen onafwendbaar zijn. De hoop op exploitatie van een mogelijke gasbel onder Arubaanse (zee)bodem ter dekking van de schulden is door de huidige prijsontwikkelingen voorlopig de bodem ingeslagen. Internationaal worden boringen naar nieuwe bronnen stilgelegd omdat het huidige prijspeil de hoge exploratiekosten niet dekt. Maar ook Nederland heeft duidelijk gemaakt dat zij, zeker na haar eigen zware bezuinigingsronden, niet zal opdraaien voor de ongebreidelde spilzucht van de Arubaanse politiek. Dat betekent dat de Arubaanse bevolking helemaal zelf het wanbeleid van haar politici moet bekostigen.

Volgens het Cft moet de komende 20 jaar een zwaar bezuinigingsbeleid worden gevoerd om de huidige overheidsschuld te halveren tot 40% van het Nationaal Product. Bovendien voorziet de Cft een verhoging van de lastendruk met mogelijk meer dan 10%. Zij stelt daartoe voor om nogmaals een ‘Solidariteitsheffing’ in te voeren. Hier is echter geen sprake van een ‘Solidariteitsheffing’, maar van een ‘Belasting Ondeugdelijk Bestuur’.