MEA CULPA

Het zou te ver gaan om het falen van het APFA volledig af te wentelen op de politiek. Dit blijkt onder meer uit de bevindingen van de Centrale Bank van Aruba (CBA), neergelegd in het ‘Rapport van bevindingen naar aanleiding van het bij de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba gehouden deelonderzoek naar de kwaliteit van de beleggingen en governance in de periode juli/augustus 2009’. Het ontbrak het APFA aan ‘een vastgesteld en goedgekeurd beleggingsbeleid en een daarvan afgeleid (meerjaren) beleggingsplan hoewel dit een statutair vereiste is’. De CBA constateert verder dat ‘de buitenlandse beleggingen risicovoller zijn dan volgens het overigens zeer globaal geformuleerde beleggingsbeleid is toegestaan. Ook is in producten belegd die volgens het concept beleggingsbeleid expliciet niet zijn toegestaan (bijv. derivaten en niet- beursgenoteerde aandelen). APFA heeft teveel de nadruk gelegd op het behalen van een hoog rendement en te weinig oog gehad op de daaraan verbonden risico’s. De financiële situatie van het fonds laat het niet toe dat risicovol wordt belegd. Er zijn geen buffers om verliezen op te vangen’. Een bijkomend probleem volgens de CBA is dat ‘de beheersing en monitoring van de beleggingen te kort schieten’ en dat er bij het APFA ‘onvoldoende kennis omtrent complexe beleggingsproducten bestaat’.

Ook bij de directie van het APFA constateert de CBA een groot aantal (elf) tekortkomingen. Zo dateerde het laatste beschikbare jaarverslag uit 2006. De opsomming eindigt met de stelling dat het APFA ‘geen adequate informatieverstrekking aan de belanghebbenden verschaft over alle voor hen relevante ontwikkelingen binnen APFA, alsook over de door hen opgebouwde pensioenrechten’. Zij concludeert dat het APFA ‘traag is met het oplossen van knelpunten’ en dat deze ‘niet voortvarend worden aangepakt’. Zij adviseert het APFA dan ook om op korte termijn met ‘een gedetailleerd verbeterplan te komen’  en ‘een voortgangsrapportagesysteem te introduceren’.

Uit voorlopige berekeningen bleek dat het PVL-pensioenfonds het jaar 2010 afsloot met een financieringstekort van Af. 544 miljoen. Dat is een kleine vooruitgang vergeleken met 2009, toen het tekort Af. 626 miljoen bedroeg, zonder de benodigde buffers, waardoor het tekort eigenlijk stond op Af. 856 miljoen.

Een pensioengratificatie ondanks een bankroet pensioenfond

Jarenlang waarschuwde een breed scala van nationale en internationale instanties Aruba dat het pensioenstelsel onbetaalbaar zou worden indien er geen veranderingen kwamen. De opeenvolgende regeringen ontliepen hun verantwoordelijkheid en schoven de hete aardappel steeds door naar een volgende regeerperiode. Toen in de beginjaren van het nieuwe millennium door de toenmalige regering eindelijk besloten werd om een Nieuwe Pensioen Regeling (NPR)  te introduceren, werd dit in de financiële wereld dan ook alom toegejuicht. Helaas schuilden er in het nieuwe systeem ernstige gebreken die niet werden onderkend. Daarbij zag men tevens een goed verscholen adder onder het gras over het hoofd.

De voorstellen, die tot doel hadden de pensioenkosten op de lange termijn te verlagen, bevatten een grote onrechtvaardigheid. Afkondigingsblad # 84 van 5 november 2003 vermeldt dat de overheid de pensioengrondslag voor een deel van degenen met de hoogste salarissen (enkele directeuren in schaal 16) met 25% zal verhogen. Dit viel gelijk met het moment  dat het voorstel tot bezuinigingen werd gedaan om de pensioengerechtigde leeftijd in het NPR-systeem met 5 jaar te verhogen.

Een directeur in schaal 16 verdiende in die tijd Af. 8.480,-. Met een aanvulling van  25% kwam hij uit op Af. 10.600,- per maand. Als pensioen kreeg hij opeens 70% van Af. 10.600,- in plaats van 70 % van Af. 8.480,-. Een verschil van bijna Af. 1500,- extra per maand, oftewel Af. 18.000,- extra per jaar. Voor tien directeuren  die 20 jaar van hun pensioen genieten, moest de Arubaanse gemeenschap rekening houden met Af. 180.000,- extra kosten per jaar. Over een pensioenduur van 20 jaar is dat minimaal Af. 3,5 miljoen. Aangezien de begunstigden hier geen premie voor hebben betaald, moet dit geld worden opgebracht door diegenen die dit wél hebben gedaan en die ook nog eens op hun pensioen hebben moeten inleveren.

Dit voorstel gold slechts voor een deel van de directeuren in schaal 16. Zij werden voorgetrokken boven anderen in een gelijke situatie. Sowieso druiste het besluit in tegen de intentie van de overheid om een nieuw bezoldigingsstelsel te ontwikkelen voor het hele ambtenarenkorps. Het leek erop dat de overheid erop uit was om slechts een kleine groep te bevoordelen. Ook de bespreking van het voornemen  in het officiële overlegorgaan (‘Georganiseerd Overleg’) werd vermeden.  Volgens het gelijkheidsbeginsel zou deze verhoogde pensioengrondslag op zijn minst hebben moeten gelden voor alle directeuren in schaal 15 en 16 met een 25% toelage op hun salaris. Daarbij was het niet toevallig dat deze regeling (verhoging van de pensioengrondslag met 25%) ook door zou werken op het pensioen van ministers en parlementariërs aangezien deze wettelijk gerelateerd zijn aan de hoogste ambtenarensalarissen.

FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO (FCCA) IN DE PROBLEMEN

Aan het begin  van het nieuwe millennium werd bekend dat de FCCA  die in 1979  was opgezet om de schaarste aan betaalbare woningen te verhelpen, zich ook met andere activiteiten bezighield. Voor Af. 1,- had FCCA  de zieltogende Interbank overgenomen met een schuld van Af. 100 miljoen. De deal was onder geheimzinnige omstandigheden tot stand gekomen. Informatie werd door betrokkenen niet gegeven. In verkiezingstijd dreigden alleen politici van de tegenpartij dat zij opening van zaken zouden geven door compromitterende documenten over deze zaak vrij te geven. Uiteindelijk kon echter niet verhuld blijven dat de bank miljoenenleningen aan politici had verstrekt op basis van 0% rente. Om de bank voor omvallen te behoeden werd de sociale woningbouw geofferd. Na de ‘overname’ van de Interbank ontbrak het de FCCA  jarenlang aan gelden om woningen te bouwen.