3. Apartheid

De Apartheid leidde tot wetten als de ‘Prohibition of Mixed Marriages Act’, dat  Zuid-Afrikanen verbood met landgenoten van een ander ras te trouwen. Ook het sexleven van Zuid-Afrikanen werd gereguleerd. In 1950 veranderde de Immorality Act sex met een ander ras in een officieel misdrijf. De praktijk van raciaal categoriseren bleek vooral voor de coloured bevolking lastig. De Population Registration Act (1950), die alle Zuid-Afrikanen dwong een  ID-kaart met zijn of haar ras bij zich te dragen, verdeelde talloze gezinnen waarbij bijvoorbeeld een Hindoe met een Zoeloe was getrouwd in verschillende rassen.

apartheid_toilets.jpg

Apartheid wilde de segregatie van een duurzaam en allesomvattend karakter verzekeren. Dit verlangen werd weerspiegeld in de Bantu Authorities Act en de Bantu Education Act. Deze wetten autoriseerden verschillende bestuursstructuren voor blank en zwart en stemde zwart onderwijs af op ‘carrières’ als laaggeschoolde arbeiders. De bordjes ‘ alleen voor blanken’ werden door de steden verspreid na de invoering van de Reservation of Separate Amenities Act. Onder andere bussen, stranden, scholen en parken werden nu voor specifieke rassen gereserveerd.

Met de ‘Promotion of Black Self Government Act’ ontwierp de regering een ‘demografisch hoogstandje’  dat onafhankelijke thuislanden voor de Afrikanen ontwierp. Ze zouden hierdoor hun Zuid-Afrikaanse nationaliteit verliezen en de blanken in Zuid-Afrika dus niet in aantal kunnen overtreffen. Met nieuwe thuislanden zouden zwarte arbeiders als immigranten met tijdelijke werkvergunningen in de Zuid-Afrikaanse blanke steden  werken. Anderen waren veroordeeld tot urenlang woon-werkverkeer in overvolle bussen. Tijdens de jaren ‘60 en ‘70 werden miljoenen zwarte Zuid-Afrikanen hun huizen uit gezet en naar de nieuwe ‘thuislanden’ gedirigeerd.  Zuid-Afrika’s economie steeg naar ongekende hoogten tijdens de jaren ‘70 maar stagneerde uiteindelijk door een tekort aan geschoolde zwarten.

Vanzelfsprekend leidden deze acties tot steeds meer weerstand bij de zwarte bevolking. Het geweld nam zienderogen toe. Voormalige leden van het ANC wilden een meer militante aanpak en richtten daartoe het PAC (Pan African Congress) op. Voor hen behoorde Zuid-Afrika alleen de zwarte Afrikanen toe. Internationale kritiek op het apartheidsgeweld nam met name toe na de Sharpeville massacre in 1960, waar 69 doden vielen en ongeveer 190 mensen gewond raakten. De slachtoffers waren PAC-demonstranten en omstanders; De meesten werden in hun rug geschoten door de politie. De Zuid-Afrikaanse regering werd als gevolg daarvan geconfronteerd met een vijandiger houding van het Westen. Bovendien trokken buitenlandse beleggers hun kapitaal terug uit angst voor instabiliteit. Maar de regering had het Zuid-Afrikaans recht aan zijn zijde en riep een State of Emergency uit. Hij mobiliseerde het leger en de politie voor massale arrestaties.

Het Sharpeville bloedbad bevestigde voor vele ANC’ers dat geweld de enige weg naar rechtvaardigheid was. Omdat jarenlange vreedzame onderhandelingen vruchteloos bleken te zijn, besloten Mandela en zijn collega’s van Umkhonto we Sizwe ( de in 1961 opgerichte militaire vleugel van het ANC) met een sabotagecampagne beleggers af te schrikken en zo de handelsmarkt te verstoren. Dit soort tactieken bleken echter meer ervaring te vergen en samen met collega’s werd Mandela gevangen en op 12 juni 1964 als ‘terrorist’ tot levenslang veroordeeld. Duizenden verzetsstrijders verdwenen in het gevang en zowel de PAC als de ANC werden verbannen.

De VN beschouwde apartheid inmiddels als een ‘misdaad tegen de menselijkheid’. Vandaar dat alle landen zonder uitzondering (kapitalistisch of communistisch) dit politieke systeem veroordeelden en boycotten. De toename in internationale kritiek, boycots en sancties en de afname in internationale beleggers begon blanke belangen steeds meer aan te tasten. Zuid-Afrika werd geconfronteerd met een UN wapenembargo, een olie-embargo en een nieuwe Amerikaanse president (Jimmy Carter), wiens houding tegenover mensenrechtenschendingen net wat agressiever was. Tot overmaat van ramp werden er ANC guerrillas in trainingskampen in buurlanden getraind. De regering verweet alle ellende aan het communisme.

Een nieuwe en dit keer wereldwijde golf van interesse in Mandela ontstond in de jaren ‘80. Internationale en nationale druk dwongen president Botha het gesprek met zwarte leiders, inclusief Mandela, aan te gaan. Het was 2 februari 1990. De dagen van de Apartheid waren geteld. De Klerk kondigde Mandela’s vrijlating aan, de legalisering van de ANC, de invoering van algemeen kiesrecht en een democratische constitutie.  Vier jaren van zware en ingewikkelde onderhandelingen volgden. Deze leidden uiteindelijk tot de ‘Regenboognatie’ met de meest liberale grondwet van de wereld. Met name Nelson Mandela speelde daarbij een doorslaggevende rol.