5. Verandering van mentaliteit

Het succes van de ‘Regenboognatie’ kon grotendeels alleen tot stand komen door de bijzondere persoonlijkheid van Nelson Mandela. Door zijn afstamming van een zwarte koningsfamilie ontving hij uiteindelijk respect van het grootste deel van de zwarte bevolking (hoewel de vele stammen en voorgaande onderlinge oorlogen nog de nodige uitdagingen vormden). Maar ook door zijn observaties van hetgeen de blanke belangrijk  vond en daarop in te spelen, wist hij het respect en vertrouwen van hen te winnen. Dit deed hij systematisch tijdens zijn gevangenschap, waarin hij zich er op toelegde de mentaliteit van de Afrikaners (als afstammelingen van Hollandse boeren) te begrijpen, want volgens Mandela behoorde ook hij bij het land. Welke oplossing er ook zou komen, de Afrikaners moesten er bij worden betrokken. Het was voor een ‘zwartman’ bijzonder en moedig om te verklaren dat Afrikaners net zoveel recht hadden om Afrikaans te worden genoemd als de zwarte Afrikaners zelf. Daarmee werd hij uiteindelijk een belangrijke gesprekspartner voor de blanke regering. Feitelijk zag de regering hem daardoor als de enige man waarmee een overeenkomst te bereiken viel.

De Zuid-Afrikaanse blanken hadden in die tijd zo’n beetje de hoogste levenstandaard ter wereld en leefden het comfortabelste leven. Hun welvaart hing echter af van het gebrek aan welvaart van hun zwarte landgenoten die zo’n beetje de armste en slechtst behandelde bevolkingsgroep ter wereld was.

De meeste ‘Afrikaners’ waren politiek niet erg bewust en geloofden in de propaganda van de dag. Vaak hadden ze er geen benul van dat de zwarten hen zagen als hun doodsvijand. De blanken twijfelden er geen moment aan of het juist was dat zij grotere huizen hadden, betere scholen, auto’s en sportfaciliteiten en dat de zwarten hen voor moesten laten gaan in de rij. Het was voor hen ondenkbaar dat het bevoorrechte leventje dat zij leidden wel eens op dubieuze wijze kon zijn verkregen en ooit ook weer op ruwe wijze kon worden ontnomen.

Bovendien…in de ogen van de ideologen van de Apartheid was de wet meer dan een simpele wet: zij was door God bevolen! Het godvrezende volk zou nooit zoiets verstrekkends hebben ingevoerd als een systeem dat de grote meerderheid van de inwoners van het land tot vierderangsburgers degradeerde als het er niet van overtuigd was dat er een Bijbelse rechtvaardiging voor was. Volgens het boek ‘Biblical Aspects of Apartheid’ uit 1958, geschreven door een eminente theoloog van de Nederduits Gereformeerde Kerk, was de Groepsgebiedenwet ook in het hiernamaals van toepassing. De blanken hoefden zich geen zorgen te maken dat ze zich in de hemel onder de zwarten moesten mengen omdat in de Bijbel immers staat (Johannes 14:2): ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen’. Wanneer van de kansel de verzekering klonk dat de wetten Gods werk waren, dan voelden de Afrikaners zich gesterkt in hun geloof in de Staat.

Mandela beschouwde apartheid echter als een  ‘morele volkerenmoord’. Volgens hem was er sprake van de sluipende vernietiging van het zelfrespect van een volk. Vanuit deze historische onrechtvaardigheid streefde Mandela naar een historische verzoening. Daarmee wilde hij bereiken dat de mensen in zijn land niet meer beoordeeld zouden worden naar hun huidskleur maar naar hun karakter. Dit zou er toe moeten leiden dat de apartheid vervangen werd door een ‘niet-raciale democratie’.  Mandela was er van overtuigd dat dit te bereiken was door een beroep te doen op ‘het betere ik van de Afrikaners’ en door ‘de mooiere kanten van hun karakter uit hun tent te lokken’. Om dat te bereiken moest men zich niet ‘op hun verstand richten, maar op hun hart’.

karikatuur nelson mandela.jpg

Daartoe gebruikte Mandela de passie van de Afrikaners voor hun sport (rugby) om hen voor zich te winnen en hen tot zijn standpunt over te halen. Rugby was a.h.w. de seculiere godsdienst voor de Afrikaners (zoals voetbal voor Brazilië en baseball en football voor de V.S.) : hoe rechtser de Afrikaners, hoe fundamentalistischer hun geloof in God en hoe fanatieker ze rugby aanhingen (‘opium voor de boer’), zeker als dit plaatsvond in het shirt van het team van de Springbokken. De Springbokken was voor velen het symbool van de verpletterende hardheid van de Apartheid. Daarom was hun opvallend groene shirt en bijbehorende pet voor de zwarten net zo afstotelijk als de oproerpolitie, de nationale vlag en het volkslied ‘Die Stem’, waarin God geëerd werd en de blanke verovering van het zuidelijk puntje van Afrika verheerlijkt. 

Mandela moest dus eerst zijn eigen zwarte medestanders met veel overredingskracht er van overtuigen (aangezien zij juist het rugby en de betrokken club zagen als het symbool van de apartheid) om hun op levenslange ervaring gebaseerde wantrouwen te laten varen en de Springbokken te steunen. Mandela had al geleerd dat sport de emoties van de massa kan losmaken en de politieke perceptie vorm kan geven. Net zoals Hitler de Olympische Spelen in Berlijn in 1936 gebruikte om zijn idee van de Arische superioriteit uit te dragen, zo zag Mandela de sport ook als mogelijke kracht om de wereld te veranderen, om te inspireren en te verenigen en, in het geval van Zuid-Afrika, om raciale barrières neer te halen. Hij richtte zich daartoe op de Wereldkampioenschap Rugby 1995 die in Zuid-Afrika plaats zouden vinden.