De SHA-nota, Tussen De Regels Door

De SHA-nota ligt even achter ons, de rapportvergaderingen slokken nu alle aandacht op en morgen houden we ons intensief bezig met kerstviering en "Sporthal-opening". Waarna de SHA-nota weer om de hoek komt kijken en dus ook de twijfels die daar­mee samengaan: hebben we te maken met een royale portie utopie of is er ook sprake van enige werkelijkheid?

De toekomst zal het leren, maar het is natuurlijk zinvol om nu met zijn allen mee te denken: uiteinde­lijk gaat het direct om de invulling van ons eigen werk. En daar zijn we momenteel niet echt tevreden over! Allereerst gaat het er nu om de discussie gaande te houden. Want zolang de ene collega zegt:"Wij zijn al bezig met vernieu­wing want we hebben nu nieuwe boeken met nieuwe methoden", en de andere collega daarop reageert met:"Als dàt voor jou vernieuwing is, dan heb je er niets van begrepen", dan valt er nog heel wat te bespreken. Zo zal een belangrijk doel van het (vernieuwd) onderwijs, de persoonsvorming, inderdaad weer tussen wal en schip vallen zolang niet voor iedereen in het onderwijsveld min of meer gelijkvormig vast­staat wat belangrijk is en waar aan gewerkt moet worden. De gedachte hierbij is dat zolang leerlingen en leraren niet bepaalde persoon­lijke kwaliteiten hebben ontwikkeld en andere (culturele?) weer hebben afgeleerd, inhoudelijke veranderingen (verbete­ringen?) van methoden weinig zoden aan de dijk zullen zetten.

Ik wil dit graag illustreren met een bescheiden kijk achter de schermen van het "Arubaans eigene". Het positivisme, waarmee de Stuurgroep deze term steeds gebruikt, is mijns inziens behoorlijk misplaatst. Ik raak er namelijk steeds meer van overtuigd dat leerlingen in het Arubaanse onderwijs steeds meer de "mondiale boot" missen als gevolg van het vasthouden aan het (niet gedefinieerde) "Arubaans Eige­ne". Voor een beter begrip hiervan noem ik een aantal van de meest in het oog springende "remmende cultuurkenmerken" met hun (mogelijke) oorzaken en gevolgen:

1- De sterk hiërargiese opbouw van de samenleving en de daarmee sameng­aande denktrant.

Kinderen worden van jongs af aan geleerd "respect" te hebben voor al hetgeen op een iets hogere trap van ontwikkeling staat en kritiekloos gehoorzaam te zijn aan de bepalingen die door die "hogere instantie" worden aangegeven. De inhoud van dit respect-gevoel is echter problematisch: respect is meer ontzag voor de ander en wegschuiven van de eigen waarde. Deze instelling (zich uitend in een opvoeding van orde en tucht) heeft veel nadelige gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het kind en het uiteindelijk functioneren als volwassene in de samenleving:

-     de eigen verantwoordelijkheid wordt overgedragen op "de volgende verantwoor­delijke in het rijtje". Kinderen functioneren op een gegeven ogenblik voor een belangrijk deel op aanwijzing van de ouders, leerkracht en/of religie.

Eigen verantwoordelijkheid houdt automatisch in dat gemaakte fouten niet op een ander worden afgeschoven, maar dat zelf gezocht wordt naar verbetering van het resultaat of oplossing van het probleem. Eigen verantwoordelijkheid houdt ook in: medeverantwoordelijkheid voor de samenlevingsverband­en waarvan men deel uitmaakt. Is dit niet voorwaarde voor het goed functioneren van sportvereniging­en, belangengroeperingen, enz.? Zoals bekend is dit een groot probleem...

-     Eigen impulsen worden op de achtergrond geschoven en het is dan ook logies dat daarmee het eigen initiatief en de creativiteit van het kind sterk worden afge­remd.

De gewoonte om eigen handelen in te perken door de van boven af gegeven opdracht werkt door in het maatschappelijk leven: relatief eenvoudige beslissing­en om werkzaamheden naar behoren te continueren worden niet genomen zon­der uitdrukkelijke en herhaalde toestemming van de chef

-   het gebrek aan "beargumenteerde autoriteit" brengt met zich mee dat via "rolleni­dentificatie" de relaties tussen kinderen op school zich voor een belangrijk deel kenmerkt door voortdurende conflicten om de eigen plaats te bepalen.

Een bekend beeld op de schoolpleinen is het scheldend, ruziënd en klikkend met elkaar omgaan, waarbij steeds "de autoriteit van de leraar" uiteindelijk uitkomst moet bieden.

-   het achterblijven van het eigen verantwoordelijkheidsgevoel heeft direct negatieve gevolgen voor de zorgvuldigheid, de kwaliteit van het handelen: de opdracht wordt formeel uitgevoerd, de bedoeling was goed en dat moet genoeg zijn. Hoe de opdracht wordt uitgevoerd is van minder belang.

Zorgvuldigheid in het uitgevoerde werk en de gerechtvaardigde trots daarop is een element dat helaas nog geen gemeengoed is in de Arubaanse samenleving. Wij accepteren bijna allemaal nog steeds het halfslachtige werkresultaat in de bouw­wereld, de relatief slechte dienstverlening in het winkelgebeuren, het enorme gemak waarmee gemaakte afspraken op persoonlijk en zakelijk gebied niet wor­den nagekomen zonder dat er enige vorm van verontschuldiging bij te pas komt. Het hindert een ieder, maar omdat dit "nos patronchi" is, moet er verder mee geleefd worden...

-   de "foutieve" interpretatie van respect als gedragscomponent tegenover de ge­wenste (?) interpretatie van respect, namelijk als acceptatie van de eigen-waarde van de ander of het andere brengt een aantal belangrijke tekortkomingen aan het licht:

*   onverdraagzaamheid jegens de ander: "het andere" wordt gauw belachelijk gemaakt om daarmee ook de eigen plaats te verstevigen (typisch menselijk?)

*   respect voor eigen land en milieu en voor andermans eigendom: het gemak waarmee het land vervuild wordt, dieren gemolesteerd, schoolboeken en -mate­riaal beschadigd, is typerend.

*   respect voor het eigen lichaam: het grote aantal corpulente kinderen is een gegeven en logies als gekeken wordt naar de heersende eetgewoonten. Te veel en te vet eten, lopend eten (typisch welvaartsverschijnsel) geven een bepaalde onverschilligheid aan.

De houding tegenover "allochtonen", gehandicapten of andersdenkenden, de vervui­ling van het eiland enerzijds en de kaalslag van Aruba anderzijds, het grootschalig ontbreken van discipline met betrekking tot het eigen lichaam zijn bekende verschijn­selen in de "volwassen" samenleving.

Wat betekent dit concreet voor de samenleving en het onderwijs?

-  Er zal goed geargumenteerd moeten worden gewezen op de noodzaak en het belang voor zowel individu als samenleving van een minder autoritaire, meer -prakties- democratische gezindheid. Dit vereist enerzijds meer overdragen van verantwoordelijkheid door de "autoriteit", op basis van vertrouwen en ken­nis/inzicht in de mogelijkheden van het kind/de werknemer, anderzijds acceptatie van een grotere verantwoordelijkheid door het kind/werknemer. Dit zal consequent en methodisch in alle fasen en sectoren van het onderwijs moeten plaatsvinden (bijvoorbeeld via een consequent verklaren van handelingen) en moeten resulteren in een grotere mate van zelfwerkzaamheid en zorgvuldigheid in het uiteindelijk resultaat.

-  De "autoriteit" moet in staat zijn ook eigen tekortkomingen/begrenzingen te erken­nen en aan te kunnen geven dat lang niet alles een vaststaand feit is en dat er voortdurend en op allerlei terrein verandering van inzicht plaatsvindt. Dit is de basis voor een groter begrip van en respect voor de wereld en de veranderingen die steeds plaatsvinden, de daarbij benodigde verdraagzaamheid en flexibiliteit en de eigen mogelijkheden daarbij (het gevoel geven van " zelf kunnen bijdragen aan").

-  De "autoriteit" moet een goed inzicht hebben in het wezen van het kind en zijn ontwikkeling, deze serieus nemen, er rekening mee houden en uiteindelijk aspec­ten als creativiteit op een hoger plan stellen dan orde en tucht. (misschien is de grote nadruk op orde en tucht met de toegepaste sancties zowel thuis als op school er wel de oorzaak van dat veel kinderen uiteindelijk zo onverschillig reage­ren op straf...). Er zal dus meer kindgericht moeten worden gewerkt, meer moeten worden uitgezocht welke prikkels de kinderen zinvol kunnen uitdagen/motiveren en in hoeverre de leeromgeving zodanig kan worden aangepast dat kinderen met plezier naar school gaan, mede om de "gezellige" sfeer (zelfs als barakkencomplex is de school echter vaak gezelliger  en uitdagender dan thuis...)

Ter kanttekening zij vermeld dat hier slechts gesproken wordt over "het kind" en niet over "het Arubaans kind", aangezien het hier aspecten betreft die specifiek zijn voor alle kinderen, waar dan ook...

-  Duidelijk en gevarieerd in de praktijk inhoud geven aan het woord respect (jegens zichzelf, de ander, het andere, het milieu) en daar de kinderen consequent op wijzen (bijvoorbeeld door zich strikt te houden aan gemaakte afspraken)

2- Gebrekkige communicatie, mede als gevolg van gebrekkige communicatie­ve vaardigheden

Het gebrek aan een goed ontwikkeld vocabulaire om meer dan zuiver de huis-tuin-en-keuken onderwerpen te bespreken, de zeer gebrekkige kennis van de grammati­ca, het gemis aan aansprekende literatuur in de landstaal en überhaupt een leestra­ditie om deze achterstand te elimineren vormen reeds de basis van een tekortko­mende communicatie. Tezamen met de eerder genoemde autoriteitskwestie (het­geen zich bijvoorbeeld uit in vrij omslachtige en voortdurend herhaalde aanspreekti­tels) waarbij verklaring van o.a. handelingen uit de aard van de zaak nauwelijks voortkomt, draagt dit zorg voor de over het algemeen zeer gebrekkige wijze van systematisch en beargumenteerd opbouwen van een betoog. In combinatie met het vrij lage frustratieniveau (men is heel gauw op de teentjes getrapt) is men dan al gauw uitgepraat en zal vrij snel worden overgeschakeld naar verbaal en/of fysiek geweld.

Mijns inziens zijn de hevige en voortdurende conflicten in bijna alle sportorganisaties, in de politiek en in bijna alle andere geledingen op Aruba terug te voeren op  het gebrek aan een goed opgezette oriëntatie in communicatieve vaardigheden tijdens de opvoedings- en vormingsfase van de deelnemers.

Leren zich ook bijvoorbeeld emotioneel te uiten via goed gestructureerde dialogen moet vanaf het Basisonderwijs planmatig worden aangeleerd, mede in combinatie met goed, kritisch en respectvol luisteren naar elkaar. Durven zich te uiten, elkaar accepteren en bijstaan en dit op steeds grotere hoogten brengen. Creatief met de taal en met de eigen gedachten omgaan.

In de praktijk laat het papiamento zich goed karakteriseren als commandotaal. Het zou mooi zijn als dit zich steeds meer zou evolueren tot belevingstaal.

Naast vorming van vaardigheden op communicatief gebied zal ook intensief moeten worden gewerkt aan het geven van aansprekende (en zo nodig spraakmakende) voorlichting op velerlei gebied (zoals de laatste jaren langzamerhand steeds meer op gang komt), zoveel mogelijk in de landstaal, zodat steeds meer zaken onderwerp van een zinvol en onderlegd gesprek in familie- of ander sociaal verband kunnen zijn. De betrokkenheid van een steeds groter deel van de bevolking bij steeds meer (nationa­le) onderwerpen wordt zo bevorderd.

3- Zwakke ontwikkeling van de eigen identiteit

Het gedrag van met name jongens vertoont al op vrij jonge leeftijd het karakter van show: men wil zich graag via de buitenkant anders -natuurlijk beter- voordoen dan men werkelijk is. Een echt leren kennen van de eigen identiteit, het ontwikkelen van (zijn) eigen waarde(n) wordt zo naar de achtergrond gedrongen. Dit gedrag is zonder meer storend voor de verhoudingen, zoals die wenselijk (?) zijn tussen groepsleden. Met name is dit het geval in groepswerk, dat ook in het maatschappelijk leven steeds belangrijker wordt. Zo wordt de samenwerking tussen mensen met verschillende persoonlijke en zakelijke kwaliteiten -teambuiding- steeds meer een vereiste voor het behalen van beoogde resultaten. Een duidelijk beeld van het karakter van de deelne­mers is hiervoor noodzakelijk. Er kan dan meer rekening worden gehouden met de eigen-aard van elk lid (is iemand een leidersfiguur, heeft hij meer een creatieve instelling, voelt hij zich beter als klusjesman, organisator of zorgt hij liever voor de puntjes op de i?) en er kan dan efficiënter gebruik van worden gemaakt, "meer uit worden gehaald!"

Een heel bekend verschijnsel in dit verband is het oeverloos "geouwehoer" dat plaatsvindt wanneer kinderen een spelsituatie moeten opzetten. Het gebrek aan taakverdeling en acceptatie daarvan maakt dat actie pas heel traag op gang komt en dan nog vaak onderbroken wordt door voortdurende conflicten over futiliteiten.

Voor het onderwijs betekent dit dat groepswerk met taakverdeling moet worden gestimuleerd en dat het belang van elke taak voor het uiteindelijk resultaat en dus het respect voor elkaar een ieder duidelijk voor ogen moet staan.

4- Zwakke concentratie bij prakties alle bezigheden

Blijkbaar is het onderwijs en zijn bijna alle volwassenen saai, aangezien het gebrek aan voortdurende aandacht bij de kinderen daarvoor bijna chronisch is. De eigen prikkels of die van de directe omgeving zijn veel aantrekkelijker en dan is de keus snel gemaakt. Is de beleefde afstand tot de eigen wereld te groot, spreekt het onder­werp of de aanbiedingswijze niet aan, gaat het allemaal boven zijn pet of is het kind gewoon niet geïnteresseerd?

Genoeg lieden beweren dat de oorzaak van het lage concentratieniveau moet wor­den gezocht in de grote hoeveelheid tijd die veel kinderen voor de TV doorbrengen. Het flitsend karakter van de beelden, het gedachteloos volgen/consumeren van een groot aantal programma's maken dat het intensief zich op een onderwerp concentre­ren (zoals het spelen met bouwdozen of de bezigheid met een hobby dat bijvoorbeeld wèl heeft) niet meer nodig is en de gewoonte daartoe dus ook niet opgebouwd wordt.

Voorlopig lijkt het echter veilig te stellen dat in ieder geval in combinatie met de interessewereld en het verantwoordelijkheidsgevoel van het kind activiteiten moeten worden aangeboden die zodanig aantrekkelijk zijn dat het kind zichzelf er toe kan brengen zijn aandacht voor langere periode te verbinden met de opdracht (controle via o.a. bepaling van het werktempo). Echter zal ook de leraar de afstandelijke manier van lesgeven die helaas meer regel dan uitzondering is, moeten aanpassen. Praktiese workshops zullen hierbij van groot nut zijn, gevolgd door controle via onder meer beoordelingen door leerlingen.

5- Gebrek aan duidelijke leiding van de "autoriteit" op het gebied van waarden en normen

Goed beargumenteerde waarden en normen vormen in elke cultuur een probleem: de vanzelfsprekendheid waarmee deze "in vroeger tijden" werden overgedragen en nagevolgd is beslist geen traditie meer. De tijd en aandacht, benodigd om hier ge­richt over na te denken ontbreekt vaak en het onderwerp staat daarnaast niet echt hoog op de prioriteitenlijst. Een duidelijke visie ontbreekt dus veelal en de kinderen moeten dan ook vaak hun eigen richting bepalen. De TV is daar een dankbaar hulpmiddel bij, zowel voor ouders als voor de kinderen. Dat dit, met het huidige bestand aan programma's, gevolgen heeft voor de steeds materialistischer inslag bij de mensen, lijkt mij heel logies.

Een bekend verschijnsel in de "moderne maatschappij" is de gewoonte van ouders om onder meer de liefde van hun kinderen "af te kopen" met allerlei kado's. Deze vorm van verwennen is beslist niet bevorderlijk voor een goede ontwikkeling van het gevoel voor de eigen plaats en functie in de onderlinge verhoudingen voor wat betreft rechten en plichten

Van groot belang in dit verband is dat ouders (en de school) de kinderen  leren om (voor hen overzichtelijke en haalbare) doelstellingen voor ogen te hebben en daar ook systematisch aan te werken op basis van een zelf afgesproken tijdschema. Op vroege leeftijd kan zo reeds spelenderwijs inhoud worden gegeven aan het begrip time-management. De discipline die hiervoor nodig is, is een eigenschap die in de moderne samenleving steeds belangrijker wordt en die slechts via methodiese training kan en moet worden ontwikkeld (reeds in de vervolgstudies zijn de eisen zo strikt geworden voor wat betreft studietempo in combinatie met studiefinanciering dat slechts met een zeer strakke discipline problemen kunnen worden voorkomen).

WAT NU?

Het moet duidelijk zijn dat dit slechts een introductie is. Er zijn zeker meer elementen te noemen die verbeterd kunnen worden. Er zijn evenzeer elementen in de cultuur die een belangrijke positieve waarde hebben en juist meer bewust moeten worden gemaakt. Mijns inziens moeten wij achtereenvolgens:

-  het met elkaar eens worden of wij met z'n allen wel of niet achter bovengenoemde gedachten staan;

-  een duidelijk beeld hebben wat wel en wat niet meegenomen moet worden: het gaat er om de wenselijke gedragselementen zo concreet mogelijk aan te geven en daarvoor werkvormen te ontwikkelen;

-  vaste afspraken maken over de te volgen aanpak om resultaat te (kunnen) boe­ken: er zal zo consequent mogelijk en op een zo breed mogelijk vlak gewerkt moeten worden om werkelijk op een positief effect te kunnen rekenen;

-  uiteindelijk slechts genoegen nemen met positieve resultaten (via kritiese evalua­ties) en zonodig onderweg op basis van ervaringen de aanpak aanpassen om het resultaat te verbeteren.

Ik hoop van harte dat dit ook zal gebeuren en dat deze zaken op grotere schaal in het opvoedings- en vormingswerk op Aruba worden meegenomen. Ik ben er van overtuigd dat wij er allemaal uiteindelijk beter van worden en meer plezier en voldoe­ning zullen hebben in ons werk.

KAN HET OOK POSITIEF?

Natuurlijk is het niet voldoende om alleen aan te geven wat fout is. Het is even belangrijk om punten aan te geven om gericht aandacht aan te besteden. Ik noem er enkele:

-  ondernemingszin en een onderzoekende geest

-  eigen initiatief en creativiteit

-  verantwoordelijkheid

-  zelfkritiek

-  concentratie, discipline en doorzettingsvermogen

-  spelvaardigheid, flexibiliteit en scherpzinnigheid

-  gestructureerd denken

-  goed taalgebruik

-  individualiteit

-  socialiteit

Het voert echter te ver in het kader van de Woensdagpost om wat uitgebreider op elke term (kreet?) in te gaan en wegen aan te geven op welke wijze elke sectie bewust uitvoering kan geven aan het ontwikkelen van deze vaardigheden. Het spreekt mijns inziens voor zich dat het werken aan deze punten automaties een aanpassing van de "traditionele" (frontale) lesstijl met zich meebrengt. Dit kan alleen maar werkelijk plaatsvinden als wij zelf hebben kunnen ervaren wat dit voor de praktijk inhoudt. Praktische workshops, waarin differentiatie, groepswerk, projectma­tig werken, e.d. uitgebreid aan de orde komen zijn hiervoor essentieel.

Het lijkt mij echter zinvol dat elke sectie vooraf voor zich nagaat in hoeverre zij bovengenoemde punten van belang achten voor het behalen van hun onderwijsdoe­len (?). Of hebben wij daar geen tijd voor "omdat wij anders niet klaarkomen met de stof..."?